Het eeuwenoude recht

Het eeuwenoude recht

Hoe werkte het recht in de Romeinse tijd en middeleeuwen?

Door: Yabsera Bavelaar

De beoefening van recht in Europa begon al eeuwen voor de invoering van de Bataafse Staatsregeling in 1789 - de eerste Nederlandse grondwet. Het was toen vooral het ongeschreven gewoonterecht waarop men zich baseerde. In ons huidige wettenstelsel zijn nog steeds sporen terug te vinden uit het recht dat gebruikt werd in het Romeinse tijdperk en de Middeleeuwen. Eerst zal het Romeinse recht besproken worden en hoe dit zich vervolgens ontwikkelde na de val van het Romeinse Rijk. Hierna wordt kort over Bijbels recht gesproken. 

Romeins recht

De Romeinen waren de eersten die hun gewoonterechtelijke wetten en regels codificeerden, alhoewel niet zo systematisch als wij dat nu doen. Voor hen was casuïstiek immers belangrijker dan systematiek. De Romeinen deden dit, voor zover bekend, voor het eerst met de zogenaamde Twaalftafelenwet. Dit was een verzameling van twaalf bronzen platen waarop het Romeinse gewoonterecht was neergelegd. Dit gewoonterecht stamt uit ca. 450 v.C. Door de plaatsing op het Forum Romanum – een bekende, centrale plaats in Rome – werd duidelijk dat ze voor iedereen golden. De Twaalftafelenwet was een codificatie van gewoonterecht aan de hand waarvan een groep priesters rechtsprak. Vóór de invoering van deze wet was vaak sprake van willekeur, gebrek aan rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Men vermoedt dan ook dat de Twaalftafelenwet onder druk van het gewone volk werd opgesteld. Ondanks dat de bronzen platen verloren zijn gegaan, verwezen Romeinse juristen regelmatig naar de bronzen platen in bekende documenten. Derhalve konden historici de inhoud ervan toch redelijk goed reconstrueren.

Het feit dat de Romeinen de eersten waren die hun wetten opschreven, verklaart een van de bijnamen van dit volk: de bakermat van de Westerse samenleving. De Romeinse samenleving was echter zeer bijgelovig: één van de regels van de Twaalftafelenwet geeft bijvoorbeeld aan dat een dief van een krop sla diende te worden gekruisigd als offer aan Ceres, de godin van o.a. landbouw. 

Richting het einde van het Romeinse Rijk in de 6de eeuw, werd in opdracht van keizer Justinianus I de Codex Justinianus opgesteld. De Codex Justinianus bevatte belangrijke Romeinsrechtelijke regels, vooral op het gebied van privaatrecht. Enkele jaren na de Codex Justinianus werden ook de Digesten opgesteld. De Digesten vormden een verzameling van citaten van de belangrijkste Romeinse rechtsgeleerden. Het waren voornamelijk deze twee laatstgenoemde bronnen van Romeins recht die in de periode na de val van het Rijk werden bestudeerd in de Middeleeuwen. In hoeverre in deze periode (ca. 500 – 1500 n.C.) rechters en juristen zich baseerden op het Romeinse recht bestaat nog onduidelijkheid. Een probleem is het onverwacht opduiken van de complete Digestentekst in Florence enerzijds, en anderzijds het feit dat de meest gebruikte tekst in de Middeleeuwen daarvan afwijkt. Veel historici menen dat men in deze periode vooral terugviel op gewoonterecht. 

Het verbintenisrechtelijke beginsel van pacta sunt servanda (contract maakt schuld) is afkomstig uit het Romeinse recht. Ook de actio Pauliana - in ons huidige Burgerlijk Wetboek neergelegd in artikel 45 van Boek 3 - is van oorsprong Romeins. 

Recht in de Bijbel

De boeken van de Bijbel zijn, net als het Romeinse recht, eeuwenoud. Vooral het Oude Testament bevat een groot aantal specifieke leefregels voor het Israëlitische volk. Veel daarvan doen opvallend veel denken aan (o.a.) de rechtsfiguur van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW):

  • Wanneer iemand een put graaft of openlegt en hem daarna niet afdekt, en er valt een rund of een ezel in, moet de eigenaar van de put de schade vergoeden: hij betaalt de eigenaar van het dier een bepaald bedrag en mag het dode dier houden (Exodus 21:33-34). 

  • Wanneer iemand zijn vee loslaat om een stuk land of een wijngaard te begrazen, en zijn dieren grazen de akker van een ander af, dan moet hij de schade met de beste opbrengst van zijn land of wijngaard vergoeden (Exodus 22:4).

Ook ‘strafrechtelijke’ Bijbelteksten zijn er volop:

  • Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet (Leviticus 19:11).

  • Breng het leven van een ander niet in gevaar door lasterpraat over hem rond te strooien (Leviticus 19:16).

Conclusie

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat het recht, inclusief het Nederlandse, niet begon met de Bataafse Staatsregeling. Het waren immers de Romeinen die begonnen met ongeschreven regels te codificeren. Dat was een belangrijke stap. Het Romeins recht leek na de val van het Romeinse Rijk enigszins naar de achtergrond verdwenen en vervangen te zijn door het gewoonterecht. Toch zijn er - ook in ons wettenstelsel - nog enige Romeinsrechtelijke principes expliciet vindbaar. Het is interessant om na te denken over in hoeverre ons huidige Burgerlijk Wetboek de tand des tijds is doorstaan.