Loonstop en conflicterende deskundigenoordelen bij ziekte

Loonstop en conflicterende deskundigenoordelen bij ziekte

Was de loonstop rechtsgeldig en wat kunnen de werknemer en werkgever vorderen?

Wanneer iemand ziek wordt, moet deze persoon eens in de zoveel tijd langskomen voor een periodieke controle bij de bedrijfsarts. Deze bedrijfsarts oordeelt over de arbeidsgeschiktheid van de werknemer. Verder kan ook de arbeidsdeskundige van een bedrijf en een deskundige bij het UWV een oordeel geven over de arbeidsgeschiktheid van de werknemer. Deze drie personen zouden alle drie van mening kunnen verschillen en op andere tijdstippen een oordeel kunnen geven. Echter kunnen werkgevers hun beslissingen, waaronder een loonstop, gebaseerd hebben op het oordeel van één van hen. Wanneer hierna een andersluidend oordeel bekend wordt, kan dit vragen opdoen over de rechtmatigheid van het eerder genomen besluit tot loonstop van de werkgever en de terugwerkende kracht van dit oordeel. Moet het loon in zo’n geval alsnog worden betaald, of blijft de loonstop van destijds rechtsgeldig? 

Loonstop na oordeel deskundige

Wanneer een medewerker zich ziek meldt, moet dit binnen zeven werkdagen gemeld worden bij de bedrijfsarts of andere deskundige binnen het bedrijf. Volgens art. 7:629 BW moet de werkgever het loon bij ziekte in beginsel voor minimaal 70% door blijven betalen, met als ondergrens het wettelijk minimumloon. Wanneer deze deskundige oordeelt dat een medewerker langer ziek zal zijn, zal hij/zij moeten meewerken aan het re-integratietraject. Binnen acht weken moet een plan van aanpak hiervoor klaarliggen. Een plan van aanpak zal ervoor zorgen dat een werknemer passende arbeid kan verrichten op basis van wat zij wel of niet kan wegens de ziekte. 

De werkgever kan een loonstop inlassen wanneer de werknemer weigert passende arbeid te verrichten of weigert mee te werken aan het oordeel van een deskundige.(1) De werknemer is namelijk verplicht passende arbeid te verrichten. (2) Hierbij moet de werkgever bij het opleggen van deze sanctie rekening houden met de redelijkheid en billijkheid van zijn besluit. (3) Wanneer iemand gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt verklaard, maar weigert te werken over het gedeelte waarover zij wel arbeidsgeschikt is, is het redelijk voor de werkgever om het loon stop te zetten. (4)

Terugwerkende kracht deskundigenoordeel

Wanneer het oordeel van de deskundige van het UWV anders luidt dan die van de bedrijfsarts kan het zijn dat dit oordeel terugwerkende kracht heeft. De deskundige kan oordelen over de arbeidsongeschiktheid op het moment van onderzoeken of hij kan een oordeel geven over de arbeidsongeschiktheid over een bepaalde periode in het verleden. Wanneer de deskundige van het UWV oordeelt, anders dan de bedrijfsarts, dat de werknemer wel arbeidsongeschikt was op het moment van de loonstop, heeft dit oordeel terugwerkende kracht, waardoor de verplichting tot loondoorbetaling op dat moment van toepassing was. Een oordeel van een deskundige van het UWV over het verleden kan echter niet altijd even betrouwbaar zijn, nu er een tijdsverloop tussen het eerste oordeel en het tweede oordeel zit. Aan de andere kant, wanneer de deskundige oordeelt dat sprake is van arbeidsongeschiktheid op het moment van onderzoek zelf, zal dit oordeel geen terugwerkende kracht toekomen. Er wordt dan dus geoordeeld dat degene vanaf het moment van het onderzoek arbeidsongeschikt is. Een loonstop is dan rechtvaardig, omdat de werknemer op het moment van de stopzetting weldegelijk arbeidsgeschikt was. (5)

Het is echter niet het geval dat het oordeel van de deskundige van het UVW altijd doorslaggevend is. De kantonrechter kijkt altijd naar de motivatie, tijdigheid en andere bijzonderheden van dit oordeel. Het gebeurt dan ook vaak genoeg dat een oordeel van de deskundige van het UWV verworpen wordt. (6)(7)

De procedure bij de kantonrechter

Om een procedure bij de kantonrechter te starten, heeft de werkgever of werknemer een conflicterende verklaring nodig van een deskundige benoemd door het UWV. (8) Een verzoek welke de werkgever kan doen aan de kantonrechter wanneer de werkgever en werknemer blijven botsen over de ziekte, is ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. (9) Verder kan hij ook aangeven dat de instandhouding van de arbeidsovereenkomst niet van hem gevergd kan worden. (10) In beginsel is er een opzegverbod tijdens ziekte van een werknemer (11), maar in een uitspraak van 28 juni 2022 heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat bij een verstoorde arbeidsverhouding het opzegverbod wegens ziekte niet in de weg hoeft te staan. (12) Dit is in lijn met de uitzondering van art. 7:671b lid 6 onder a BW. Een verstoorde arbeidsverhouding mag volgens het Hof niet uit de ziekte zelf voort te komen, een werknemer kan zich echter voor, en zelfs tijdens ziekte onbehoorlijk hebben gedragen. Dit hoeft niet meteen in verband te staan met de ziekte. In dit geval zal de rechter de arbeidsovereenkomst alsnog kunnen ontbinden al dan niet met vergoeding. 

De werknemer kan in een procedure bij de kantonrechter wegens een geschil over de arbeidsongeschiktheid een loonvordering instellen ter hoogte van het verschuldigde loon, inclusief verhoging wegens te late betaling en eventueel wettelijke rente. (13)

De bewijslast is in dit soort zaken ook van belang. Nu volgens de Hoge Raad de werknemer niet hoeft te bewijzen dat hij arbeidsongeschikt was, maar de werkgever moet bewijzen dat de werknemer daadwerkelijk arbeidsgeschikt was en daardoor het ontslag of de loonstop gerechtvaardigd was. Het is volgens de Hoge Raad namelijk niet beslissend of de werkgever ervan uit heeft mogen gaan dat de werknemer arbeidsgeschikt is, maar of de werknemer daadwerkelijk in staat was om te werken. (14)

Conclusie

Wanneer de beoordelingen over de arbeidsongeschiktheid uiteenlopen bij verschillende deskundigen, moet dus goed worden gekeken naar de datum vanaf wanneer de deskundige de werknemer arbeidsongeschikt verklaart. Wanneer deze datum in het verleden ligt, heeft dit oordeel terugwerkende kracht. De werkgever zou dus voorzichtig moeten zijn met het invoeren van een loonstop wanneer hij weet dat de werknemer voornemen is een second opinion te verkrijgen bij het UWV. Een beslissing van de deskundige van het UWV heeft in principe niet meer bewijskracht dan een oordeel van een bedrijfsarts, arboarts of andere deskundige.

1) Art. 7:629 lid 3 c en d BW.
2) Art. 7:660a lid 1 sub c BW.
3) Art. 6:248 lid 2 BW.
4) HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1341, RvdW 2014/780.
5) Rb. Amsterdam 30 maart 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU4036. Zie de wenk bij deze uitspraak.
6) Rb. Amsterdam 30 maart 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BU4036, r.o. 5-8.
7) Rb. Haarlem 20 december 2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5326.
8) Art. 7:629a BW.
9) Art. 7:671b BW jo. art. 7:669 lid 3 sub g BW.
10) Art. art. 7:669 lid 3 sub h BW.
11) Art. 7:670 BW.
12) Hof Den Haag 28 juni 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1048, r.o. 5.4.
13) Art. 7:625 BW jo. Art. 6:119 BW.
14) HR 13 januari 1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC7241, r.o. 3.