De meerwaarde van een uitleveringsverdrag
De werking van uitleveringsverdragen en de alternatieve wijze van uitleveren tussen EU-lidstaten
Op dit moment wordt al lange tijd gewerkt aan een uitleveringsverdrag tussen Marokko en Nederland. Onderhandelingen tussen beide landen zijn eerder vastgelopen, omdat Nederland wilde dat Marokko voortaan uitgeprocedeerde asielzoekers zou terugnemen. Dit was voor Nederland een voorwaarde voor het aangaan van een uitleveringsverdrag met Marokko. Na een periode waarin de relatie tussen de twee landen bekoeld was, zijn de regeringen van beide landen nu weer volop in gesprek. De voornaamste reden dat partijen een uitleveringsverdrag tot stand willen laten komen is het aanpakken van drugscriminelen. (1) De vraag die in dit artikel centraal staat is hoe de verschillende verdragen die Nederland heeft op het gebied van uitlevering werken, en wat een uitleveringsverdrag met Marokko zou betekenen voor criminelen die in Nederland schuilen voor de Marokkaanse autoriteiten en andersom.
Het Nederlandse beleid omtrent uitlevering
Een verdachte die een strafbaar feit gepleegd in een ander land maar die zich in Nederland bevindt, zal pas uitgeleverd worden wanneer Nederland een uitleveringsverdrag heeft met het desbetreffende land. Om te beoordelen of degene wordt uitgeleverd aan een ander land zal de Nederlandse rechter met volgende punten rekening houden:
-
Het feit waarvoor uitlevering gevraagd wordt moet in Nederland ook strafbaar zijn;
-
er wordt niet uitgeleverd wanneer de verdachte al voor de feiten berecht is;
-
het strafbare feit mag niet te lang geleden zijn gepleegd;
-
het feit dat iemand Nederlander is speelt mee;
-
daarnaast is het relevant of de gedraging op Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden;
-
de mensenrechten niet geschonden worden met de uitlevering;
-
hoe de situatie van de verdachte eruit ziet en/of eruit gaat zien;
-
en of het om een strafbaar feit gaat waarvoor Nederland niet uitlevert.
Het punt dat het verschil maakt of iemand Nederlander is, moet wellicht nog toegelicht worden. Vincent Hubrecht Glerum schrijft het volgende in zijn proefschrift: ‘Het onderwerp van de verwijdering uit Nederland is “een persoon”, namelijk de persoon op wie het uitleveringsverzoek betrekking heeft, oftewel de opgeëiste persoon. Uit het gebruik van de woorden “een persoon” volgt dat niet alleen vreemdelingen, maar ook Nederlanders kunnen worden uitgeleverd, al sluiten de uitleveringsverdragen in samenhang met de Uitleveringswet in sommige gevallen de uitlevering van Nederlanders geheel uit en verbinden zij in andere gevallen de uitlevering van Nederlanders aan voorwaarden.’ (2) Nederland maakt vaak extra afspraken wanneer het gaat om haar eigen staatsburgers of levert in bepaalde situaties geen Nederlanders uit, waar vreemdelingen die zich in het land bevinden in dezelfde situatie wel uitgeleverd zouden worden. Een bekend voorbeeld van een afspraak die gemaakt kan worden bij de uitlevering van een Nederlander is: dat hij/zij na een mogelijke veroordeling in het buitenland, de straf in eigen land mag uitzitten.
Mocht de verdachte of de officier van justitie het oneens zijn met de beslissing van de rechtbank, dan is er de mogelijkheid tot een kort geding bij de voorzieningenrechter in Den Haag en daarna de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. (3) Wanneer de rechters akkoord gaan met de uitlevering zal de Minister van Justitie uiteindelijk de knoop doorhakken, iemand uitleveren aan het buitenland is uiteindelijk zijn/haar beslissing. (4)
Wanneer het uitleveringsverdrag met Marokko tot stand komt, is het nog maar de vraag hoeveel gedetineerden daadwerkelijk uitgeleverd gaan worden. In de gevangenissen in Marokko worden namelijk de mensenrechten geregeld geschonden, waardoor het land niet aan alle voorwaarden voldoet die Nederland stelt aan uitlevering. (5)
Uitlevering van EU-burgers
Uitlevering aan landen binnen de Europese Unie verloopt langs andere wegen. Er is daarom gekozen om dit verschijnsel geen uitlevering te noemen maar ‘overlevering op grond van het Europees arrestatiebevel’. De procedure op basis van het Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB), zoals we die kennen sinds 2004, verloopt sneller dan de klassieke uitleveringsprocedure. De politiek heeft hierin namelijk geen rol en in veel gevallen hoeft er niet getoetst te worden of het feit ook in eigen land strafbaar is. Daarnaast is de termijn om een EAB in te dienen korter. Verder kan de procedure herzien worden wanneer de verdachte in het buitenland levenslang opgelegd krijgt. (6)
Echter, het Europees uitleveringsrecht bleek later nog niet helemaal waterdicht. Een inwoner van een lidstaat heeft recht op vrij verkeer tussen lidstaten en zal in deze landen gelijk moeten worden behandeld als de inwoners van dat land. Dit kan ertoe leiden dat een EU-burger te maken krijgt met een uitleveringsverzoek gericht tegen hem op het moment dat hij zich in een andere lidstaat bevindt. Dit overkwam Pisciotti, de man over wie het Pisciotti-arrest ging. (7) Deze Italiaan werd in Duitsland aangehouden naar aanleiding van een aanhoudingsbevel van de Verenigde Staten. In Duitsland werd vervolgens besloten om hem uit te leveren aan de Verenigde Staten. In april 2018 genoten burgers die niet in hun eigen lidstaat aangehouden en uitgeleverd werden minder bescherming dan burgers die in hun eigen staat aangehouden werden. Burgers die in hun eigen land aangehouden en uitgeleverd worden genieten namelijk bescherming op grond van hun nationaliteit. In de Duitse grondwet staat dat Duitsers niet uitgeleverd worden, Pisciotti werd wel uitgeleverd, omdat hij geen Duitser was. Vervolgens spande hij een zaak aan tegen Duitsland, omdat hij vond dat hij op basis van Europese regels behandeld had moeten worden als een Duitser. Het Europees Hof overwoog vervolgens dat het onderscheid in rechtsbescherming tussen staatsburgers en inwoners van andere lidstaten de vrijheid van verkeer beperkte. Hiervan is namelijk sprake wanneer staatsburgers en EU-burgers voor het rechtssysteem van het land niet gelijk zijn. Sindsdien is een land verplicht om, voordat de uitlevering van een burger van een andere lidstaat aan een derde staat plaatsvindt, informatie te geven aan het land waar de persoon staatsburger is. Hierdoor kan het land waarin de verdachte woont, wanneer zij dit wil, een EAB uitvaardigen. Wanneer het land van herkomst van de verdachte in staat is om deze zelf te vervolgen en dit ook wil, kunnen zij de persoon in handen krijgen en niet de derde partij die om uitlevering gevraagd heeft. (8)
Conclusie
Om terug te komen op het mogelijke akkoord met Marokko, op dit moment heeft Marokko zonder uitleveringsverdrag, weinig kans om Nederlandse staatsburgers die zij verdenken van misdrijven in handen te krijgen. Deze kunnen wel aan hen worden uitgeleverd door een andere Europese lidstaat, wanneer Nederland er dan niet alsnog een stokje voor zou steken door middel van een EAB. Een uitleveringsverdrag zou kunnen voorkomen dat bepaalde criminelen hun straf ontlopen.
Bronnen
-
V. Bartels, ‘Nederland en Marokko onderhandelen over uitleveringsverdrag in strijd tegen criminaliteit, 6-2-2023, telegraaf.nl
-
V.H. Glerum, De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering, 2013
-
Ministerie van justitie en veiligheid, uitlevering, internationalerechtshulp.nl
-
Cleerdin & Hamer, ‘uitlevering & overlevering’, Cleerdin-Hamer.nl
-
rtlnieuws, ‘Doodstraf voor Nederlanders: brengt Marokko ze echt voor een vuurpeloton’,20-1-2023, rtlnieuws.nl
-
Europese commissie, ‘Europees aanhoudingsbevel’, 16-2-2023, e-justice.europa.eu
-
ECLI:EU:C:2017:878
-
Mr. A.J. de Vries, ‘De opmars van het uitleveringsrecht in de rechtspraak van het Hof van Justitie – het arrest Pisciotti nader beschouwd in het licht van eerdere Europese jurisprudentie en de Nederlandse uitleveringspraktijk’, 7-8-2018, bjutijdschriften.nl