Hoe de rechtspraak reageert op de platformeconomie

Hoe de rechtspraak reageert op de platformeconomie

 

In de afgelopen jaren heeft de platformeconomie een prominente plaats ingenomen in ons dagelijks leven. Diensten zoals die van Uber en Deliveroo bieden een efficiënte manier om te reizen of maaltijden te laten bezorgen, maar deze bedrijven hebben ook de aard van arbeid veranderd. Dit artikel zal de juridische gevolgen van platformwerk onderzoeken en analyseren hoe de rechtspraak hierop heeft gereageerd. In het bijzonder bekijken we de invloed van uitspraken over de relatie tussen platforms en hun werknemers, en hoe het rechtssysteem worstelt met de juiste kwalificatie van deze arbeidsverhoudingen.

De opmars van platformwerk

Platformbedrijven zoals Deliveroo en Uber hebben een nieuwe vorm van werk gecreëerd: traditionele arbeidscontracten worden vervangen door flexibele overeenkomsten. 

Enerzijds geven platforms de dienstverleners verschillende indicatoren dat zij ondernemers zijn: vrijheid om niet te werken, werken met eigen materiaal, de mogelijkheid om vervangen te worden en het systeem van facturering/btw-afdracht. Anderzijds zijn er bij de meeste van die platforms aanwijzingen van een arbeidsverband: het tarief wordt bepaald door het platform, andere opdrachtgevers kunnen ontbreken en de onderneming (van de dienstverlener) is uitsluitend gericht op het kunnen werken bij het platform.(1) Uit onderzoek blijkt dat veel platformwerkers waarde hechten aan de flexibiliteit. Tegelijkertijd willen ze dat er meer bescherming komt, vooral op het gebied van minimuminkomens en werktijden​.(2) Zo vormt de precieze kwalificatie van het verband een netelige zaak.

De belangrijkste zaken

In Nederland zijn er verschillende rechtszaken gevoerd die draaien om de vraag of platformwerkers werknemers of zelfstandigen zijn. Tot 2018 hadden de bezorgers van Deliveroo nog een arbeidsovereenkomst, op grond waarvan zij werknemer waren.  In de rechtszaak van 23 juli 2018 had het bedrijf echter een omweg gevonden: de maaltijdbezorgers hadden vanaf nu geen arbeidsovereenkomsten, maar werden als zelfstandigen beschouwd​.(3) De bezorger was nu een ondernemer – hij viel buiten de reikwijdte van het arbeidsrecht.

Hiermee was het laatste woord er nog niet over gezegd. In een latere uitspraak oordeelde de Hoge Raad juist dat er wél sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Deliveroo en de bezorgers, nadat de elementen van de arbeidsovereenkomst nagekeken waren (‘arbeid’, ‘loon’, ‘in dienst van’ en ‘gedurende zekere tijd’).(4) De uitspraak laat zien dat zolang “ondernemers” onvoldoende onderhandelingsruimte hebben rondom de overeenkomst, een platform niet zomaar aan het arbeidsrecht kan ontsnappen.

Ontwikkelingen

De verschillende uitspraken over platformwerk laten zien dat het huidige arbeidsrecht onvoldoende uitgerust is om de platformeconomie toereikend te reguleren. 

De Europese Commissie heeft jaren geleden Nederlandse wetgever gewaarschuwd: de komst van nieuwe technologie zouden maatregelen rondom het arbeidsrecht vereisen.(5) Destijds beriep de Nederlandse wetgever zich op de uitspraken die al gedaan waren rondom het onderwerp, zoals de voorgenoemde Deliveroo-zaak uit 2018. De daaropvolgende rechtspraak heeft de kwalificatiekwestie echter enkel complexer gemaakt.

De kwalificatiekwestie is niet aan het kabinet voorbijgegaan. Minister van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 21 juni 2024 een veelbelovend wetsvoorstel naar de Raad van State verstuurd: het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR).(6) Dit wetsvoorstel erkent de uitdaging van het navigeren door de wirwar van de huidige rechtspraak, en combineert de relevante uitspraken tot een helder toetsingskader. Belangrijker nog: het wetsvoorstel introduceert een rechtsvermoeden van werknemerschap bij een minimumuurtarief van 33 euro (excl. btw). Dit maakt het makkelijker voor bijvoorbeeld een Uber-chauffeur om een arbeidsovereenkomst te claimen; de bewijsplicht om ondernemerschap aan te tonen ligt dan immers bij Uber.

De toekomst van platformwerk

De platformeconomie heeft de manier waarop we werken ingrijpend veranderd, maar het juridische kader is nog steeds bezig zich aan te passen aan deze nieuwe realiteit. De vraag is echter hoe we ervoor kunnen zorgen dat platformwerkers in de toekomst op een eerlijke manier worden behandeld binnen het Nederlandse arbeidsrecht. Het is aan de wetgever om duidelijke regels te scheppen die zowel de rechten van platformwerkers beschermen als de flexibiliteit van platformwerk behouden.

 

Literatuurlijst

  1. SEO onderzoek, De opkomst en groei van de kluseconomie in Nederland, maart 2018 (bijlage bij Kamerstukken 29 544 en 33 009, nr. 837) 

  2. L.P.L. van den Hof, ‘Platformeconomie – de belanghebbenden aan het woord’, ArbeidsRecht 2020/13, afl. 2, p. 23-28.

  3. Rb. Amsterdam 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183.

  4. HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443.

  5. Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, De Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, ‘Een Europese agenda voor de deeleconomie’, Brussel, 2 juni 2016.

  6. Kamerstukken I 2023/24, 29544, nr. N